Aagten

AAGTEN OF HAAGTEN: ONDERGRONDSE BERG- EN SCHUILPLAATSEN IN (OUD-)GELEEN

De kelderruimte van het pand Marcellienstraat 4 onder het Optometrisch Centrum Oud-Geleen, wordt wel eens in verband gebracht met de eveneens in Oud-Geleen aangetroffen zogenaamde aagten of haagten. Deze kelderruimte (een gang) was echter geen haagte, maar een verbinding tussen de kelders van twee huizen, die vroeger dezelfde eigenaar hadden. Aldus vermeldde een negentiende-eeuwse verkoopakte. Niettemin dringt zich via deze kelderruimte én op grond van haar locatie in Oud-Geleen de gelijkenis met de haagten op. Het is dan ook een goede gedachte geweest deze kelderruimte als zodanig in te richten en daarmede een indicatie te geven van en naar die haagten. De haagten die in Geleen (in een later stadium) zijn ontdekt, zijn, voor zover bekend, thans niet meer als zodanig toegankelijk en te bezichtigen (ingestort, via bouwwerkzaamheden verdwenen, enz.).

Aagten of haagten: wat zijn dat?

Reeds in de middeleeuwen brachten de bewoners in onze streken bij dreigend gevaar (van rondtrekkende bendes, doortrekkende vijandelijke legers) hun bezittingen zoals graan en zelfs vee, in veiligheid in de plaatselijke kerk. Dat gebeurde ook in de kerk van Oud-Geleen (hh. Marcellinus en Petrus). Het kerkgebouw was immers gewijde grond en dus onschendbaar volgens het geldende refugierecht (refuge : toevluchtsoord). Althans: dat dacht men aanvankelijk. Zo braken de (protestantse) Hollanders in 1632 de kerk in Beek open en plunderden de Fransen in 1674-1675 kerken in Geleen en Hulsberg. Maar ook de eigen inwoners stalen goederen uit de kerk die medebewoners daar hadden opgeslagen. Overigens was door het bisdom Roermond in 1629 paal en perk gesteld aan wat er zoal in de kerken mocht worden opgeslagen en wat niet; dat was inmiddels aardig uit de hand gelopen. De verklaring van het woord aagte of haagte is etymologisch niet eenduidig. De herkomst wordt toegeschreven aan Latijnse herkomst: aquaeductus; waterleiding. Het woord haagte wordt anderszins ook uitgelegd als zijnde een samentrekking van hagedochte in de betekenis van locus subterraneus (= onderaardse geheime gang). "Hage" betekent: "geheim". Dat hage vinden we terug in woorden als: haagaltaar (= verboden altaar), hagenpreek (= preek in het struikgewas) en hagenmunt (= valse munt).

Haagten in (Oud-)Geleen

De haagten kwamen tevens in het buitenland voor (zoals in Zuid-Duitsland, Noord-Frankrijk en in het Belgisch-Limburgse Haspengouw). De meeste haagten dateren denkelijk uit de zeventiende eeuw. In onze regio zijn ook in diverse plaatsen haagten aangetroffen. Bijvoorbeeld in plaatsen als: Beek, Bocholtz, Echt, Jabeek en Schinnen. Eveneens in Geleen. Zoals te Lutterade (achter het NS-station aldaar; onder de schuur van de niet-meer bestaande boerderij Sassen; de Koningshof). En in Oud-Geleen in: de Eindstraat, de Pieterstraat, de Marcellienstraat (huis Hoofs) en de Leursstraat (het huis Maes, met de muurankers 1623). De zonet genoemde huizen Maes en Hoofs en een huis in de Pieterstraat en de Eindstraat waar haagten zijn aangetroffen, werden destijds eveneens door bokkenrijders bewoond. Wellicht dat die bokkenrijders de aldaar aanwezige haagten als vluchtweg hebben benut. De haagten hadden soms vertakkingen via (kruip)gangen naar buiten en vaak een verbinding met een waterput. Soms stond een haagte in verbinding via een gang met een ander huis. Dat zou bijvoorbeeld het geval zijn geweest in Oud-Geleen van het huis Hoofs, aan de Marcellienstraat, met het huis Maes, aan de Leursstraat.

Deze heringerichte en geconserveerde kelderruimte hoopt er dan ook toe bij te dragen dat de herinnering aan de haagten zichtbaar aanwezig blijft. In het verdere verleden immers hebben die voor onze voorouders als toevluchtsoord en (vaak als laatste) vluchtweg gediend.

Literatuurverwijzing

  • Arthur Schrijnemakers (1978), (H)AAGTEN: ONDERGRONDSE SCHUILPLAATSEN. In Oud-Geleen verleden heden toekomst (pp. 34-36). Geleen: Jongerenvereniging "DeBoew".
  • Prof. dr. M.J.H.A. Schrijnemakers (1998). HAAGTEN: ONDERGRONDSE SCHUIL- EN BERGLAATSEN. In Geschiedenis van Geleen deel I (pp. 126-128). Geleen: Stichting Cultuur-Historische Uitgaven Geleen.